En dan van dezelfde pensionhouder een aanvraag om in Overberg een nieuw pension te openen. Daar moeten wij als VVD een oordeel over vellen. Vinden we dit, na wat er is gebeurd, wel goed? Honden dood en “ja” tegen zo’n aanvraag zeggen, dat is toch niet te rijmen!
Het ligt genuanceerder. Wij, als Raad, hebben niet de macht om aanvullende eisen te stellen op gebied van dierenwelzijn. We moeten erop vertrouwen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de rechter juist handelt. Hun uitspraken bepalen of deze pensionhouder dit bedrijf mag gaan houden. De Raad gaat over het wel/niet toestaan van zo’n bedrijf, niet over welke ondernemer daar zit.
We mogen zo’n aanvraag niet vertragen op basis van redenen die niet gebaseerd zijn op onze ruimtelijke bevoegdheid. Dat klinkt technisch, maar het komt er op neer dat wij geen zeggenschap hebben over hoe dieren behandeld worden.
Wij begrijpen het gevoel en de frustratie. Ook wij hadden in eerste instantie de reactie “dit gaan we niet toestaan”. Maar na enig nadenken en rondvragen vinden wij dat we bij onze gemeentelijke taken moeten blijven. Wij stellen vertrouwen in de instituties die hier wel over gaan.
Wij vinden dat we bestuurlijk betrouwbaar moeten zijn en de verantwoordelijkheden daar leggen waar ze horen. Het mag niet zo zijn dat iedereen een ander gaat aanklagen om zo besluitvorming tegen te houden. Daarom, het is niet aan ons te oordelen of een aanklacht terecht is.
Met gevoel voor empathie moeten we het zuiver houden. Een oude zegswijze is “schoenmaker blijf bij je leest”. Deze uitspraak is hier van toepassing.
Daarom hebben wij ingestemd met de bestemmingswijziging. Wij besluiten op een later moment over de vergunningsaanvraag van de pensionhouder. Dat is na de BIBOB (een integriteitsonderzoek), het NVWA-onderzoek en (hopelijk) met de uitspraak van de rechter. We gaan dan besluiten over de definitieve vergunningaanvraag. Dan wordt duidelijk of het hondenpension door deze aanvrager gevestigd mag worden.